29 november 2015. Midden jaren vijftig. In de trein van Deventer naar Amsterdam zaten twee jongens. Hun verhaal leest (als ik dat even voor u – lezer – mag invullen) als een beknopte historie over de gevolgen van de dekolonisatie voor Nederlanders. Beiden waren zojuist afgestudeerd aan de Rijks Koloniale Landbouwschool Deventer, https://nl.wikipedia.org/wiki/Hogeschool_Van_Hall_Larenstein (zie daar onder het kopje ‘Rijks Hogere Landbouwschool’).
Het zou een bijzondere trip worden, ze waren op weg naar hun respectievelijke sollicitatiegesprek en ze wilden aan de slag gaan als planter in de tropen (bij voorkeur Indonesië). Het avontuur lag in het verschiet. Onderweg bespraken de jonge mannen wat ze zouden doen als ze een baan kregen in Indonesië. Eentje – laten we hem Pieter noemen – was daar geboren toen het nog Nederlands Indië heette. Hij had zijn eerste jaren in Batavia (https://nl.wikipedia.org/wiki/Batavia_%28Nederlands-Indi%C3%AB%29) gewoond en gevangen gezeten in een Jappenkamp (https://nl.wikipedia.org/wiki/Jappenkampen_in_Nederlands-Indi%C3%AB). Ondanks zijn kampervaring had hij fantastische herinneringen aan Indië en hij wilde graag terug.
Na de bevrijding kreeg zijn familie – zoals veel Nederlanders in Indië – de mogelijkheid om op kosten (de betaling van de bootreis) van de Nederlandse overheid voor een half jaar naar Nederland te vertrekken. Dit om bij te komen van alle ontberingen vanwege de kamptijd, en om af te wachten tot de politionele actie(s) (https://nl.wikipedia.org/wiki/Indonesische_Onafhankelijkheidsoorlog) de orde in Indië had hersteld. Maar het liep anders. Door allerlei verwikkelingen (de chaos en onveiligheid) werd een half jaar wachten twee jaar verbeiden en tenslotte een definitief afstel. Alleen Pieter leek aan dit afstel te ontsnappen. Dankzij zijn opleiding in de tropische landbouw zou hij als enige van het gezin toch kunnen terugkeren naar die heerlijke tropische sfeer van de ‘Gordel van Smaragd’ – althans dat hoopte hij.
Vol verwachting stapten de twee jongens in Amsterdam uit de trein. Om beter van de stad te genieten, lieten ze de tram links liggen en liepen ze naar de Herengracht. Veel haast hadden ze niet, want een afspraak was niet nodig bij de werkgevers die zij op het oog hadden. De wandeling nam zo’n drie kwartier in beslag (ze hadden onderweg nog wat rijk versierde etalages bewonderd) en toen stonden ze voor een tweetal prestigieuze grachtenpanden: Herengracht 586 (http://www.amsterdamsegrachtenhuizen.info/grachten/hge/hge600/hg26586/?tx_sbtab_pi1[tab]=1) waar de Verenigde Deli Maatschappijen (VDM) gevestigd waren (https://nl.wikipedia.org/wiki/Deli_Maatschappij) en Herengracht 582 waar de Senembah Maatschappij zetelde (https://nl.wikipedia.org/wiki/Christian_Wilhelm_Janssen, zie de tweede alinea in dit Wikipedia artikel). Beide ondernemingen exploiteerden met name tropische cultures (plantages), zoals tabak en verhandelden de opbrengsten daarvan. Het waren grote bedrijven, zo had de Deli Maatschappij gedurende een bepaalde periode zo’n 120.000 hectare tropische cultures (plantages) onder zijn beheer en dankzij hun handelsvolume was Amsterdam in die tijd het Europese centrum van de tabakshandel.
Beide jongens hadden hun keuze gemaakt. De een stapte bij de Senembah Maatschappij naar binnen en Pieter bij de VDM. Ze spraken af dat ze elkaar na hun sollicitatiegesprekken zouden ontmoeten in het kroegje aan de overkant van de gracht. Zo gezegd, zo gedaan. In onze ogen klinkt het bijna als een droom, maar bij de werkgevers waar Pieter en zijn maat op mikten, kon je dus onverwachts langskomen. Met de opleiding die zij op zak hadden, werd je hartelijk verwelkomt en met een kop koffie in de hand een spreekkamer binnengeloodst. Ter plekke werd besloten of je in dienst kon komen.
Hierdoor zaten ze al na een uur tegenover elkaar in het kroegje en dronken ze hun eerste bier. Beiden hadden een positieve uitslag op zak, maar het dienstverband zou alleen onder één belangrijke voorwaarde ingaan. De republiek Indonesië moest ze een visum verstrekken om in dat land te kunnen werken. Als dat niet doorging, zou de baan ook niet doorgaan. De visumaanvraag werd gedaan via de gedroomde werkgever. Na een nerveuze wachttijd kreeg de een wel een visum en Pieter kreeg geen visum. Waarom vroeg hij zich af. Het voelde als een ongelijke en onrechtvaardige behandeling. Wat heb ik misdaan dat ze me daar niet willen hebben? Het antwoord van VDM was summier: Pieter had nu eenmaal een koloniale achtergrond. En zo iemand was in Indonesië, ook al was hij destijds een kind, niet langer welkom. Terneergeslagen verliet Pieter het grachtenpand.
Uiteindelijk bleek Pieters pech toch mee te vallen. Een paar jaar later (in 1957) werden alle Nederlanders uit Indonesië weggestuurd, hun bezittingen werden onteigend en zo stortte de hele bedrijvigheid van de cultures in elkaar. De werkgever waar hij zo graag had willen werken verkeerde in grote moeilijkheden en Amsterdam verloor haar handelspositie op het gebied van de tabak. Deze episode wordt ook wel ‘Zwarte Sinterklaas’ genoemd, https://nl.wikipedia.org/wiki/Zwarte_Sinterklaas. Vanuit historisch perspectief was dit voorval verklaarbaar, maar voor de betrokken Nederlanders was het een drama en vooral was het doodzonde vanwege het verspilde talent van al die goed opgeleide tropische landbouwers.
Pieter was inmiddels naar Rhodesië vertrokken en werd daar managementassistent op een farm die 16.000 hectaren mat. En hij was blij weg te zijn uit het koude kikkerlandje. Maar, intussen zat de dekolonisatie hem op de hielen. Toen ook in Rhodesië de roep om onafhankelijkheid door de straten klonk, wachtte Pieter niet af en vertrok hij verder richting de ontwikkelingshulp. Daarmee liet hij een bloeiend sociëteitsleven achter, dat zich manifesteerde onder de vele oud-studenten van de Deventer Landbouwschool die wel in Rhodesië achterbleven. Zo hadden ze een jaarlijkse reünie in het Jameson Avenue Hotel in Salisbury (nu Harare). Deze jaarlijkse reünie duidden ze aan met de Indische benaming Kampoelan (vertaald: bijeenkomst). Op die manier verplantten de tropische landbouwers een stekje Indië / Indonesië naar het verre Afrika. Dit stekje is overigens inmiddels verdord, zie hiervoor dit artikel in de Volkskrant: http://www.volkskrant.nl/recensies/hollands-glorie-in-rhodesie~a481223/
NB De naam Pieter is gefingeerd. Pieter is in werkelijkheid iemand tegen wie ik oom zeg. Vandaar dat zijn verhaal is opgenomen bij de biografische blogs. Zijn echte naam is om privacyredenen afgeschermd en bij mij bekend.