In 1955 besloot mijn vader om te verhuizen naar Zuid Rhodesië om daar als ‘tabaksexpert’ aan de slag te gaan. Je werd niet zomaar toegelaten tot de tropische landbouw in deze Britse kolonie. Je moest ‘emigrabel’ zijn en aantoonbaar kennis hebben van de tropische landbouw. Zie voor meer informatie over werken als landbouwer in Rhodesië het boek ‘We moeten gaan’ van Marnix de Bruyne (vanaf pagina 35).
In de blog ‘Zomaar tabaksexpert’ staat hoe Jan zich wist te presenteren als tabaksexpert (namelijk met meer geluk dan wijsheid). Met vallen en opstaan was het vanaf 1955 met zijn carrière steeds beter gegaan, tot opeens ‘the wind of change’ tegen hem opklapte. Ook het koloniale Afrika ten zuiden van de evenaar moest er aan geloven: dekolonisatie. Jan besefte dat dit zijn hele bestaan op zijn kop zou zetten en hij werd gegrepen door een nauwelijks te beheersen zorg over zijn toekomst en welvaart. Hij was inmiddels vijfenveertig en had een gezin. Zelfs in die tijd van ongebreidelde economische opgang (in het Westen dan), was het niet makkelijk om zomaar een ingrijpende baanverandering in gang te zetten (zoals van werken in de landbouw naar werken in de handel). Het was alsof hij gedwongen werd om helemaal opnieuw te beginnen en dat in een tijd waarin het gebruikelijk was om je hele leven bij dezelfde werkgever te werken.
Anderen zouden hun ‘old boys network’ inroepen. Jan deed een beroep zijn ‘old girls network’: Norrie Wells en Dolores Vanetti. Al eerder had hem die connectie aan een goede baan geholpen. Tijdens hun trektocht langs de randen van de Sahara (in 1951), had een van de dames – Norrie Wells – wat heen en weer getelegrafeerd met New York en een openstaande vacature aangedragen.
‘Jan, weet jij iets van de koffieteelt?’ vroeg Norrie aan mijn vader.
‘Natuurlijk,’ blufte hij. Het bluffen begon een gewoonte te worden en het legde hem geen windeieren, want een paar weken later kon hij in 1951 beginnen aan zijn avontuur als koffieplanter in de Franse Kameroen.
Maar nu was hij ouder en de wereld was niet stil blijven staan. Terwijl er steeds meer werd gepraat over de onafhankelijkheid van Rhodesië en Jan het hierdoor steeds benauwder kreeg, deed hij wederom een beroep op Norrie Wells. Zij reageerde met een brief vol goede wil. En dat is nog een understatement, want er klonken klinkende namen op uit de brief, waarvan Nelson Rockefeller wel de meest fameuze was. Zie hieronder de betreffende brief:
Ik kan niet meer nagaan wat precies het effect was op mijn vader, of hij ervan schrok of zich zelfs geïntimideerd voelde. Wellicht kreeg hij koudwatervrees en vreesde hij de beruchte en keiharde zakenmentaliteit van New York. Hij raakte hierover verwikkeld in een onaangenaam gekibbel met mijn moeder, zij vond dat hij het moest proberen. Hij voelde zich onder druk gezet en begon op een verbitterde toon verbaal om zich te slaan: ‘Ik moet die Amerikanen niet en wat denk je wel niet dat zo’n vliegreis naar Amerika kost!’ In ieder geval deed hij niets met de brief met als gevolg dat de relatie met Norrie bekoelde. Ik maak dit op uit het feit dat ik vanaf 1965 geen brieven meer van haar aantref in de ‘brievenkist’ van mijn ouders. Voortaan zou de communicatie met en over Norrie lopen via de muze – Dolores Vanetti.
NB: de inhoud van de bijgevoegde brief is een mooi voorbeeld van Norrie’s reishonger, het duizelt je, als je al haar plannen ziet. Overigens werd haar reislust vanaf de jaren zestig getemperd. Zoals Dolores het ooit uitdrukte: ‘Ze kon er niet tegen als op haar geliefde reisbestemmingen gewone toeristen verschenen, want daar sloeg onmiddellijk een bedroevende middelmatigheid toe, terwijl het bijzondere, het integere, de diepgang en de magie van het oorspronkelijke rauwelings en voorgoed werden uitgewist.’