Een oase in de Franse Sahara, pre 1945, bron: antieke ansichtkaart
French Hotel
In een sfeer van uitzichtloosheid botste mijn vader tegen ze aan. Dat was aan de rand van de Franse Sahara, in de bar van het French Hotel in Kano. Zoals iedere avond, sinds zijn aankomst in het hotel, zat hij daar, pratend met een coterie aan lokale kolonialen, potige vrachtwagenchauffeurs die op doorreis waren en rondtrekkende avonturiers. In die laatste categorie verscheen er een lumineus drietal, twee dames van de wereld en een joviale kerel. Als eerste was daar Norrie Wells, een Amerikaanse multimiljonaire wiens vermogen stoelde op de ontdekking van een goudmijn in Alaska aan het eind van de negentiende eeuw.
Dit vermogen bleef daarna lustig toenemen ondanks de beurscrash van 1929 en twee wereldoorlogen – met dank aan haar zakenrelaties, gewiekste bankiers en wereldwijze beleggingsadviseurs. Haar voorkomen deed denken aan het Wilde Westen maar van binnen voelde ze zich vooral verbonden met het oude Europa. En dan waren er nog haar reisgezellen: Berclaz en Dolores Vanetti. De eerste was het manusje van alles die vooral zijn organisatorische en technische vernuft toepaste. De tweede ontpopte zich vlak na de Tweede Wereldoorlog als de muze van de wereldvermaarde filosoof Sartre en wordt wel als de enige echte rivale van Simone de Beauvoir (de levensgezellin van Sartre) gezien. Als je het wilt geloven, schijnt de filosoof zelfs van plan geweest te zijn om Simone voor Dolores te verlaten. In haar biografie over Sartre (‘Jean-Paul Sartre zijn biografie’) laat biografe, Annie Cohen-Solal, Simone de Beauvoir over Vanetti het volgende zeggen: ‘Dolores is de enige voor wie ik ooit bang ben geweest [dat ze Sartre van me zou afpakken].’
Vriendschap voor het leven (?)
Het drietal kwam onthand binnen. Ze hadden hun fotograaf en kok moeten laten gaan nadat deze besmet waren geraakt door het avonturiersvirus en er vandoor gingen, om mee te doen met de Algiers-Kaapstad motorrace van 1951. De verwarring van de achterblijvers sloot goed aan bij de vertwijfeling van mijn vader, die nu al twee weken lang de rekening in het hotel liet oplopen zonder en cent op zak te hebben. Hij was door zijn reismaten in de steek gelaten na een ruzie en zij waren er met zijn schamele centen vandoor gegaan. Dit ongemak zou echter een ‘blessing in disguise’ blijken te zijn die veel verder ging dan het beslechten van een hotelrekening. De ontmoeting met de dames leidde namelijk tot de langverwachte ommekeer in een periode van tegenslagen. ‘Kun jij goed koken en fotograferen?’ werd hem gevraagd. Hij kon geen van beide, maar iets in zijn binnenste riep hem toe om volmondig ‘ja’ te antwoorden. Er was alleen één probleem, voegde hij eraan toe, er liep hier een rekening. Of ze die dan voor hem wilden betalen – als voorschot voor nog te bewijzen diensten. De multimiljonaire lachte zoetjes en trok haar chequeboek.
Al rondtrekkend langs die randen van de Sahara bleek het meteen te klikken tussen de zeer verschillende karakters en dat terwijl direct bleek dat Jans kookkunst beroerd uitpakte (hij kon zelfs geen ei bakken) en dat – naar later bleek – vrijwel alle foto’s die hij nam mislukt waren (hij was diverse keren vergeten de lenskap van de camera af te halen). Desondanks koesterden de twee dames hun kwetsbare en bijzondere vogel die ze vleugellam in Kano hadden aangetroffen en die verrassend genoeg behoorlijk algemeen ontwikkeld bleek te zijn en met zijn uitgesproken meningen de gesprekken wist de kruiden.
‘s Avonds, bij het kampvuur, in de windschaduw van zand- en gruisduinen en onder het genot van een gekoelde bordeaux of whisky werden verhitte discussies gevoerd over de avant-garde in de literatuur en kunst, de toekomst van Europa, de voorbije oorlog, filosofie, economie en de maatschappij – kortom over de wereld. En als ze tenslotte versuft raakten vanwege elkaars woordenvloed, werd de grammofoon tevoorschijn gehaald en dansten ze met lome passen op een Zuid Amerikaanse versie van de Zweedse Rapsodie (Rapsodia Sueca).
Het beest in de nacht
Het gezelschap leek dus zo mooi op elkaar ingespeeld te zijn – en dat klopte op één imperfectie na. In het bijzijn van de marxiste Dolores leek het Jan beter om zijn verleden als tabakshandelaar in Oekraïne tijdens de nazitijd te verzwijgen en heel diep weg te stoppen. Velen, Dolores incluis zouden hem hiervoor onherroepelijk als collaborateur brandmerken. Zoiets opbiechten in dit gezelschap had toentertijd dezelfde impact als het bekennen dat je pedofiel bent op een hedendaagse buurtbarbecue. Het voelde voor Jan alsof vanuit de nacht een beest naar ze loerde, een beest dat alleen hij waarnam.
Ze trokken intussen verder en ondanks het ontbreken van de noodzakelijke visa, wist Jan wonderwel mee te liften tot aan de Franse Kameroen. Onderweg bleek er doodgewoon geen douanier of controleur te zijn die dit wonderlijk en ogenschijnlijk invloedrijk gezelschap een strobreed in de weg durfde te leggen. Deze episode moet een bijzondere belevenis zijn geweest en toch heeft Jan er nauwelijks iets over vastgelegd. Ik ken maar weinig mensen die zo detailgetrouw een waarneembare sfeer konden neerzetten zoals hij dat deed. Van Jans verblijf in Oekraïne, van zijn tijd in het ineenstortende Duitse Rijk en zijn naleven als ex-collaborateur in het verpletterde Duitsland van 1945 tot 1947, zijn tocht van Algiers naar Kano – het is allemaal minutieus opgeschreven in bundeltjes memoires. Maar dit geldt niet voor zijn reis met de illustere dames. Zonde – en vandaar dat ik het moet laten bij deze ruwe schets.