7 mei 2016. Sinds ik samen met coauteur Mariska begon te schrijven aan de spionagethriller ‘Verkoold Verleden’, is de meest aan mij gestelde vraag: ‘Hoe doe je dat, met zijn tweeën aan één boek schrijven?’ Doordat deze vraag zo vaak wordt gesteld, lijkt het alsof het samen aan een boek werken iets heel bijzonders is. Maar dat is het niet. Tenminste, bij non-fictie (bijvoorbeeld een biografie) gebeurt het vaker en dat heeft te maken met het vele onderzoekwerk waarmee een dergelijk boek doorgaans gepaard gaat.

Nicci_French2
Nicci French, bron: Wikipedia

Bij fictie, zoals thrillers komt het een stuk minder voor. En bij literaire fictie komt het in het Nederlandse taalgebied – zover ik weet – zo goed als helemaal niet voor. In geval van thrillers (detectives) ken ik een paar schrijversduo’s (internationaal en nationaal) en de bekendste daarvan zijn wat mij betreft Nicci French (https://nl.wikipedia.org/wiki/Nicci_French) en Jan en Sanne & Jan Terlouw (http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/gasten/sanne-terlouw).

Ik begrijp het wel dat het samen aan een boek schrijven bij ‘hardcore’ literatuur niet of nauwelijks voorkomt. Bij dit genre wordt als het ware de ziel van de schrijver in de tekst geïnjecteerd. Samen een roman schrijven is daarom heel moeilijk en leidt snel tot een diffuus boek. Bij een thriller gaat het niet zozeer om de bezieling van tekst en verhaal maar meer om de inhoud. Die inhoud heeft één hoofddoel: zolang mogelijk de spanning hoog houden. De ontwikkeling van karakters, die bij een roman de hoofdmoot vormt, is bij een thriller eerder ondergeschikt (tenzij het gaat om een zogeheten literaire thriller). Bij een reguliere thriller gaat het om actie en reactie en het overbrengen van de spanning.

Terug naar de vraag (hoe doe je dat?). Er zijn grofweg drie methodes:

(1) Een van de auteurs doet vrijwel alles – hij / zij voert al datgene uit dat we onder het klassieke schrijverschap verstaan. Hij verzorgt het verhaal, de stijl, de taal, de personages. De tweede auteur fungeert tijdens het schrijfproces vooral als klankbord. Maar als het boek eenmaal is gepubliceerd, werpt deze tweede auteur zich helemaal op de promotie van het boek. De tweede is zo te zeggen de marketinghelft van het duo. Kun je dan nog wel spreken van een co-schrijverschap en mag de naam van ‘de marketinghelft’ wel op de kaft staan? Ja. Het past in deze tijd, waarin uitgevers zich steeds meer terug trekken uit de promotie van een boek en verwachten dat de auteur zich inspant om zijn boek te promoten. Zelfs de gevestigde uitgevers doen tegenwoordig op het gebied van de promotie een stap terug. De digitalisering en een boekenmarkt met overproductie, leiden ertoe dat uitgevers nog maar beperkte tijd en moeite kunnen steken in het promoten van een boek. De marketinghelft kan niet langer gezien worden als iemand die slechts een bijrol vervuld en hij / zij verdient een eervolle vermelding (als coauteur).

(2) Het duo verzint en schrijft samen het verhaal waarna een van beiden optreedt als ‘stijlmeester’. Deze bepaalt de stijl van het boek. Dus alles wat is opgeschreven wordt daarna onderworpen aan een herziening door de stijlmeester. Op die manier wordt het gezamenlijk opgestelde verhaal in een mal geperst. Zo wordt de consistentie van het boek qua stijl gewaarborgd. Daarna kan de tweede schrijver altijd nog iets veranderen of aanvullen, maar elk extra stukje tekst moet daarna nogmaals getoetst worden door de stijlmeester. Deze heeft het laatste woord. Hierover moet het duo voordat het met schrijven begint, duidelijke afspraken maken. Want juist in de staart van dit proces zit het venijn. Zo kan de stijlmeester denken dat het boek af is, terwijl de tweede schrijver nog van alles wil wijzigen. De valkuil van de stijlmeester is dat hij te dictatoriaal optreedt. Als je met een tweede schrijver in zee gaat, zul je open moeten staan voor suggesties. Het is een proces van geven en nemen en dat werkt alleen maar als de verwachtingen van beide schrijvers vanaf het begin goed worden gemanaged.

(3) De derde mogelijkheid is een tactiek van kleine pasjes, lange adem, geduld en tolerantie. Het verhaal, de stijl, de taalvorm worden door beide schrijvers, zin voor zin, in gezamenlijkheid bepaald en vastgelegd. Monnikenwerk dus, maar daarna is het boek ook echt van twee schrijvers. De keerzijde is dat deze aanpak snel uitdraait op een langdurig proces en ondertussen kan het veel discussie uitlokken en snel tot onenigheid tussen de schrijvers leiden. Bij wijze van spreken kan ieder woord of iedere zin tot een meningsverschil leiden.

Dit zijn dan de drie keurig geschieden opties. Maar in de praktijk zal een duo-schrijverschap snel tot een mengvorm van de genoemde opties leiden. Ik heb intussen twee boeken met iemand anders geschreven en het is me goed bevallen. Het werkt vooral goed als je in eigen beheer uitgeeft of bij een minder grote uitgeverij bent aangesloten. De zeldzame toptalenten die wel mogen toetreden tot het gilde van de grote uitgeverijen komen daar onder de hoede van een redacteur en een corrector. De redacteur en de corrector begeleiden het schrijfproces. Voor wie niet is aangesloten bij het topsegment van uitgeverijen, kan voor zichzelf een vergelijkbare situatie scheppen met behulp van een duo-schrijverschap. En daarnaast is het een stuk minder eenzaam als je met zijn tweeën het spreekwoordelijke zolderkamertje bemant. Dus wat houdt je tegen…

NB: Hier zijn nog wat tips uit het Engelstalig gebied: http://www.ladieswhocritique.com/how-does-writing-a-book-with-two-authors-work-liz-lisa-of-chick-lit-is-not-dead-explain/