Albrecht Dürerstraat 20

Aangezien de Reis door de Sahara waargebeurd is, kan het voor de lezer boeiend zijn om nog wat achtergrondinformatie te krijgen. Hierbij een eerste verslag dat gaat over de Albrecht Dürerstraat in Amsterdam.

Op pagina 161 in het boek staat een passage over de straat waar mijn moeder samen met haar jongste zusje aan het eind van de jaren vijftig in onderhuur woonde. Dat was bij een hospita die ze tante Mieske noemden. Het exacte adres was Albrecht Dürerstraat 20. Mijn moeder en haar zusje hebben daar een fijne tijd gehad tot ze trouwden en vertrokken in 1960 / 1961. In de blog ‘Een schilderij gaat op reis’ is een korte sfeerschets opgenomen. Daarin komt ook tante Mieske aan bod.

Tante Mieske samen met de jongste zus van mijn moeder, 1959

Veel meer valt er niet over haar te vertellen. De herinneringen aan haar beginnen onherroepelijk te vervagen. Niet lang na het vertrek van mijn moeder, begin 1961, is ze waarschijnlijk overleden. Enkel een paar indrukken en gespreksflarden zijn blijven hangen en die vertellen over een exuberant leven dat ze met haar tweede man in Indië leidde. De bron van alle deze schittering was een erfenis – naar huidige koopkracht – van vier miljoen euro. Ze leefden als een betoverend Hollywoodstel, als Vivian Leigh en Laurence Olivier. De dagen en nachten barstten uit hun voegen door al het gereis en gefeest.

Schets van het gebeuren, onbekende maker

En toen kwam de Japanse bezetting. Tante Mieske belandde in een Jappenkamp en ze sprak er later met geen woord over – behalve over die ene gebeurtenis, die zoveel indruk maakte, dat in één klap al het frivole en oppervlakkige voorgoed uit haar systeem verdween.

Vrijwel aan het begin van de kamptijd betrapten de Japanse kampbewakers een jongetje dat kattenkwaad uithaalde. Als afschrikwekkend voorbeeld besloot de kampleiding flink door te pakken en hem te veroordelen tot publiekelijke onthoofding op het strand. Maar de avond voordat het vonnis zou worden vertrokken, liep het zestienjarige zusje van het jongetje naar een kampbewaker en bood aan om in de plaats te treden van haar broertje. De Japanner moet onder de indruk zijn geweest. Je opofferen voor een ander staat in de Japanse cultuur hoog aangeschreven en geldt als een grote eer. Haar ‘wens’ werd ingewilligd. De volgende dag was tante Mieske – tegen wil en dank – getuige van hoe het meisje op het strand werd onthoofd. Binnen onze familie zwerft een ruwe schets van het gebeuren, niemand weet wie het heeft gemaakt of hoe we er precies aan gekomen zijn…

Zie hier voor meer achtergrondinformatie over de ‘Reis door de Sahara’.