1952 – Knipselkrant Franse Kameroen

In aanvulling op de blogs over ‘De koffieplanter in de Franse Kameroen‘, hierbij nog een aantal foto’s uit het fotoalbum van mijn vader die de omgeving van de koffieplantage Haut-Bamoun laten zien. Daarnaast enkele ‘droge’ feiten uit het boek ‘Unvergessenes Kamerun‘ van Ernst A. Zwilling (publicatie van de vierde druk was december 1941). Deze ‘droge’ informatie heb ik aangevuld met een paar opmerkingen die mijn vader in de marge van dit boek had gemaakt.

In 1928 arriveerden de eerste Europese koffieplanters in de omgeving van de Noun-rivier en op het terrein van wat ooit een Duits proefstation voor landbouwontwikkeling was geweest (in Kuti, Bamounland). Tien jaar later kon men het Bamounland zien als een winstgevend productiegebied voor de Arabicakoffie.  (Door mij vertaalde tekst uit het hiervoor genoemde boek). Wie trouwens wil lezen hoe een andere Nederlander op een koffieplantage reilde en zeilde (in Ethiopië), kan hier terecht: link, het betreft het boek: ‘Koffie uit Kaffa, De verloren plantage, De koffietuin zal bloeien’.

Zie hierna de foto’s uit het fotoalbum die de omgeving van de plantage ‘Haut-Bamoun’ tonen (de bijbehorende teksten zijn door mijn vader aan de foto’s toegevoegd):

Bamoun market 1951
Bamilike markt, bron fotoalbum Jan van Bommel

In 1928 konden de beginnende koffieplanters tegen gunstige voorwaarden zaaigoed aanschaffen voor de Arabicakoffie en het benodigde materiaal. Daarnaast stelde Frankrijk uitvoerpremies ter beschikking en werden door dat land geen invoertarieven op de koffie-import uit deze streek geheven. Dit liet de – vrijwel uitsluitend in Franse handen bevindende – plantages snel opbloeien en de eigenaren konden al ras flinke winst opstrijken. Dat mijn vaders plantage blijkbaar (deels) in Amerikaanse handen was, is volgens mij te verklaren uit het feit dat de Amerikanen voor hun steun aan Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog, toegang tot de landbouwproductie in de Franse koloniën hadden bedongen.

Bamoun 1951
Pirogue op de Vouri stroom, bron fotoalbum Jan van Bommel

In 1928 bevonden zich maar een handvol Europeanen in Bamounland, te weten twee bestuursambtenaren en een paar missionarissen. Door de koffieaanplant in deze streek, groeide dit aantal in 1938 aan tot meer dan honderd Europeanen. De meeste koffieplantages strekten zich in 1938 uit over tweehonderd hectaren en waren langs de Nounrivier gevestigd. De Michelin maatschappij (bekend van de autobanden) bezat een plantage die wel duizend hectaren mat.

Cameroon 1951
Het Papernoun meer, 15 kilometer van de plantage vandaan, bron fotoalbum Jan van Bommel

Het Franse mandaatsbewind stond het toe dat de Arabica-aanbouw niet verder reikte dan tot de vlaktes op duizend meter hoogte. Daarboven was het niet toegestaan. Men wilde vermenging voorkomen van de Arabica koffiesoort met de zogeheten ‘hooglandkoffie’, die in Frankrijk zeer gewaardeerd werd. Een ‘vervuiling’ en daarmee de verwording van de pure smaak van ‘hooglandkoffie’ zou in culinaire kringen van Parijs tot ontzetting hebben geleid. in In 1938 bedroeg de totale uitvoer van koffie vanuit de Franse Kameroen naar Frankrijk 2930 ton.

Cameroon 1951
Een van de zetels van de Sultan Ndoyo met op de achtergrond diverse medicijnmannen, bron fotoalbum Jan van Bommel
Cameroon 1951
De cavalerie van Sultan Ndoyo, bron fotoalbum Jan van Bommel